Punttoename in ISO 12647-2: hoe interpreteren?
Het correct afdrukken van toonwaarden is een sleutelelement en uitdaging in de gestandaardiseerde drukkerij. De hamvraag is: hoe ga je rasterpunten laten variëren tussen papierwit en een volvlak proceskleur? Of anders gesteld: hoe moeten je 10% – 20% – 30% – … digitale toonwaarden er gedrukt uitzien? Als je als designer een 50% magenta-tint in je ontwerp steekt, hoe moet deze er gedrukt op papier uitzien?
Uitgangspunt: toonwaarden gelijkmatig verdelen
Om bovenstaande vraag te beantwoorden kan je eigenlijk starten bij grafische productie uit eind vorige eeuw. De combinatie van grafische film en plaatkopie leverde een gedrukte toonverdeling op waarbij elke oplopende rastertrap mooi kon onderscheiden worden van de vorige. Dit wenselijk gedrag werd vastgelegd met behulp van een densiteitsmeter. Door de densiteit van papier, rasterveld en volvlak te meten kan een procentueel getal (toonwaarde) afgeleid worden. Let wel: 50% toonwaarde is niet hetzelfde als 50% rasteroppervlak! Het is een verhouding tussen gereflecteerd en invallend licht, geen oppervlakteberekening. Bij de opstart van de ISO 12647-2 drukstandaard is op deze manier een curve gedefinieerd als leidraad voor de drukker. Hierbij wordt de toename in grafiek uitgezet: het verschil tussen de opgemeten toonwaarde in functie van de digitale toonwaarde.


Fig. 1. De allereerste gedefinieerde ISO 12647-2 doelcurve uit 1996 (voorbeeld: cyaan) met daaronder een simulatie van de kleur van de rastertrappen.
Interessant is om naast de toonwaarden de kleur te simuleren. Je ziet dan dat deze doelcurve resulteerde in visueel mooi te onderscheiden rastertrappen: tussen 2 trappen zit ongeveer hetzelfde kleurverschil, knap stukje geschiedenis!

Fig. 2. De doelcurve en het bijhorende visueel kleurverschil tussen 2 trappen (uitgedrukt via de dE00 – kleurverschilformule). Het verschil tussen 2 opeenvolgende trappen van de toonschaal is ongeveer constant.
Verdere ontwikkeling
Met de update van de drukstandaard zie je wijzigingen aan de doelcurve. In de versie 2004 (FOGRA39) is er lichte bijsturing gedaan richting Computer-to-Plate. In de laatste versie van 2013 (FOGRA51) is de verdeling meer significant herschikt.

Fig. 3. De doelcurve van FOGRA 51 en de kleurverschillen tussen de trappen van de toonschaal.
Wat opvalt is dat in vergelijking met FOGRA 39 de kleurverschillen tussen de trappen van de toonschaal minder gelijkmatig verdeeld zijn: grotere verschillen tussen de lichtere tinten en kleinere verschillen tussen de donkere trappen (ik blijf er het raden naar hebben waarom men dit in de ISO-werkgroep doorgevoerd heeft).
Andere papiersoorten en rastertypes
Als je op andere papiersoorten gaat drukken of met FM-rasters, dan krijg je een andere set doelcurves. Ga je drukken op niet-gecoat papier is hiervoor curve “B” gedefinieerd, voor gebruik van FM-rasters curve “E”.

Fig. 4. Doelcurves voor offsetdruk op gecoat en niet-gecoat papier en een FM-raster.
Nemen we de hoogste curve (deze van FM) eruit en brengen we de visuele verschillen tussen de verschillende trappen in kaart:


Fig. 5. Het FM-raster heeft een alles behalve gelijke visuele toonverdeling: maximaal in de lichte tinten en minimaal in de donkere (hier minder onderscheid).
Drukkontrast
Je kan de term drukkontrast hierbij betrekken: Hierbij wordt gekeken naar hoe de voorlaatste trap (75 of 80%) uitdrukt in vergelijking met het volvlak. Als je kleurverschil (dE00) te klein wordt, zit je met een probleem. Je afdruk is niet langer in staat voldoende details te reproduceren, tijd om je persinstellingen na te kijken.
Kleurprofielen
In de ISO 12647-2 standaardisatie wordt vertrokken van hoe een drukpers zich gedraagt bij het afdrukken van een niet-gecompenseerde plaat: je drukt een toonschaal met een gestandaardiseerde inkt. Bij een goed afgeregelde drukpers eindig je dan op gecoat papier met een gedrukte toonschaal die eigenlijk de doelcurve dicht dient te benaderen: je drukkontrast is maximaal en alle stappen zijn mooi te onderscheiden, compensaties zullen minimaal zijn! Het te gebruiken kleurprofiel voor offset op gecoat papier (FOGRA39, FOGRA51,…) bevat dan de kleurtransformatietabellen om RGB-kleuren te transformeren naar CMYK. Je hebt dan een kleurprofiel, gebaseerd op een ideale toonverdeling. Merk op dat het een zeer slecht idee is om kleurprofielen zonder enige vorm van toonwaardetoename op te stellen: dit zou een zeer onregelmatige visuele verdeling van de toonwaarden impliceren.
Op niet-gecoat papier of bij gebruik van FM-rasters zagen we dat de afdruk geen mooie toonverdeling oplevert: er is een correctie nodig om tot aanvaardbare resultaten te komen. Deze compensatie zit in de kleurprofielen die bij deze drukconditie hoort: donkere RGB-kleuren worden herleid tot lagere CMYK-percentages om het verlies aan drukkontrast tegen te gaan.
Conclusies
Punttoename binnen ISO 12647-2 is nu gebaseerd op drukcondities: hoe gedraagt de pers zich bij het afdrukken van een specifieke liniatuur op een specifiek substraat. Op basis van dit gedrag werden dan (voornamelijk door FOGRA) kleurprofielen opgesteld voor het aanmaken van drukbestanden. Je kan nadenken over een volledig andere benadering: stel dat je voor elke papiersoort of raster steeds de ideale verdeling zou nastreven. Dus niet langer het basisgedrag van de papier/liniatuurcombinatie op de drukpers als uitgangspunt maar wel een ideale toonverdeling nastreven. Dit zou leiden tot een grotere uniformiteit in kleurprofielen en kwaliteitsverlies door verkeerde keuzes verminderen. Hoe goed zou dat kunnen werken? Over na te denken…